Methods by (Frauenberger et al., 2016) en de Maketools-aanpak (Mattelmaki, Vaajakallio) zijn aangepast tot de volgende co-ontwerpmethode:
Deelnemers creëerden een niet-functioneel prototype met klittenband, schuimvormen en symbolen die verschillende functies, sensoren, knoppen, schermonderdelen en andere vormen van in- of output representeren.
Er worden verschillende materialen aangeboden en er wordt bekeken welke materialen een voorkeur hebben. De vorm en functie van het product worden met de deelnemer besproken.
Deze methode lijkt qua vorm op de diverse methoden die gebruik maken van ‘mockups’ (bijvoorbeeld magical bits) maar heeft in deze fase vooral als doel om meer inzicht te krijgen in het dagelijks leven en nog niet om daadwerkelijk ‘het’ uiteindelijke product te ontwerpen.
We hebben besloten opties op basis van voorbeelden aan te bieden om het risico van information-overload te verminderen. We hebben ook gezorgd voor een product dat comfortabel is op sensorisch niveau.‘Andrea’ (cliënt met Autisme) maakte eerst een product voor een persoon met de wens om te leren drummen, om een beter begrip van de activiteit te krijgen. Dit bleek een goede kennismaking met de activiteit. Vervolgens maakte Andrea een product dat op haar eigen doel was gericht. Dit resulteerde in een idee voor een app. Dit was een onverwacht resultaat. We besloten de sessie te beëindigen en terug te komen met een papieren prototype van de interface van een mogelijke app.