Een persona is een fictieve beschrijving van een persoon gebaseerd op bestaande mensen.
Hiermee kunnen verschillende types en stakeholders in kaart gebracht worden (Stickdorn, 2011). In het Powertools project is de methode vaak gebruikt door ontwerpers om de doelgroep in kaart te brengen.
Ook zijn er in sessie met cliënten “hoofdpersonen” gemaakt. Hierin ging het dan niet op een fictieve persoon, maar om de cliënt in kwestie.
In deze methode wordt verder ingezoomd op de participatieve manier van het in kaart brengen van het levenspatroon van een persoon.
Er besproken met de cliënt wat voor hem/haar belangrijk is. Daarbij wordt er ingezoomd op een situatie die de cliënt als lastig ervaart (De Vries, 2016). Op die manier kan er gekeken worden of de cliënt baat heeft bij een technologisch hulpmiddel om zijn zelfredzaamheid te vergroten. Tevens wordt er ook gesproken over een kwaliteit en een valkuil van de cliënt, zodat het kort samengevat en overzichtelijk wordt waar de ‘lastige’ situatie mee te maken heeft.
Bij het maken van een persona wordt het bestaande format ingevuld die hier te downloaden is. Er staan 7 witregels in, hier komen op volgorde in te staan: wat voor type is de cliënt, de naam, leeftijd, hobby, beperking (wat vind je lastig?), waar de cliënt woont en of de cliënt technologie gebruikt. Vervolgens gaat de interviewer door naar het eerst grote witte vak. Hier vraagt de zorgverlener aan de cliënt om een situatie te beschrijven die hij/zij als lastig ervaart. In dit vak komen de volgende punten aan bod: wat denk je, wat voel je, wat hoor je, wat zie, wat zeg je, wat doe je, ervaar je pijn, ervaar je frustratie, waar behaal je winst en succes uit, in deze situatie. De zorgverlener kan gebruik maken van de vastgestelde basisvragen die hier te vinden zijn (Kasteel, Voskamp, 2017). Vervolgens is er ruimte om één kwaliteit en één valkuil te noteren. Hier kan de interviewer dieper op ingaan over wat dit voor de cliënt betekent. Tot slot is er de ruimte voor de cliënt om een eigen quote aan te geven.