Complexiteit

Ad 1: welzijn is complex

Om greep te krijgen de verschillende aangrijpingspunten van technologie in de levens van mensen maken we gebruik van een overkoepelende theoretische benadering, de zogeheten capability benadering. Aan de hand hiervan hebben we een beschrijvend kader ontworpen om deze aangrijpingspunten te kunnen ordenen. Het kader is geënt op het werk van Ilse Oosterlaken (2015) over de toepassing van de Capability benadering op technologie en ontwerp en stelt dat je zowel moet inzoomen op de situatie als uitzoomen naar een meer integraal perspectief op het leven van betrokkenen. Dit is grafisch weergegeven in de onderstaande figuur.

Om deze Zooming-In-Zooming-Out (ZiZo) ordening vorm te geven is het Capability effecten kader ontwikkeld. Dit is een matrix van 4 cellen waarin de directe versus de indirecte tegen de beoogde versus de niet-beoogde effecten van de technologie worden afgezet. Dit kader is weergegeven in onderstaande figuur. Het kan enerzijds als ordeningskader voor onderzoeksresultaten worden gebruikt, maar kan ook worden gebruikt als een dialooginstrument als betrokkenen met elkaar in gesprek gaan over een technologisch hulpmiddel (bijv. focusgroepen).

Ad 2: de effecten van technologie zijn complex.

Technologie wordt verondersteld om juist op (het welzijn van) mensen invloed te kunnen hebben, maar hoe die invloed tot stand komt kunnen we niet van tevoren voorspellen. Om die reden moeten we steeds het totaalplaatje voor ogen houden van de situatie waarin de technologie wordt gebruikt. Meer specifiek zal het bij PowerTools dan gaan om de zorgsituatie of de ondersteuningscontext. We zoeken dus een mix van meetinstrumenten die inzicht geeft in deze situatie. Er kunnen verschillende keuzen worden gemaakt om tot een dergelijke mix te komen

We adviseren een mix die voldoet aan de volgende criteria voor het evaluatieinstrument:

– Het instrument moet recht doen aan meervoudigheid van kwaliteit van leven;

– Het instrument moet recht doen aan de diversiteit in de levens van mensen;

– Het instrument moet rekening houden met de situationele bepaaldheid van een PowerTool;

– Het instrument moet uitdrukking geven aan de relationele inbedding van de toepassing van de PowerTool;

– Het instrument moet inzicht geven in actorschap en mate van autonomie van de cliënt;

– Het instrument moet in de organisatie een leereffect teweeg (kunnen) brengen.