Gedurende de periode van gebruik van de interventie worden observaties en een logboek bijgehouden. Daarnaast wordt indien mogelijk het gebruik van de interventies gelogd. De vorm waarin de logboeken worden bijgehouden worden in overleg met de betrokken cliënten en zorginstellingen bepaald. Het doel van de logboeken is het in kaart krijgen van feitelijke informatie omtrent het gebruik van de interventie, aangevuld met algemene informatie over de algemene gesteldheid van de gebruiker. De observaties worden ingezet om dieper op de informatie in de logboeken in te gaan. Deze observaties volgen de constructie van Context-Mechanism-Outcome (CMO), welke is gebaseerd op de realistische evaluatie (Pawson & Tilley, 1997).

Er worden volgens een format drie vragen gesteld, die zich richten op een specifieke gebeurtenissen ofwel event waarbij de technologie in het spel was:

  1. Wat was het voorval of de gebeurtenis waarbij de interventie een rol speelde? (context)
  2. Wat gebeurde er toen? Wat deed jij met de technologie of deed de technologie bij jou? (mechanism)
  3. Wat was de uitkomst daarvan? Wat was het gevolg? (outcome)
Materiaal: format logboek entry

Per gebeurtenis wordt dit door de begeleider/professional of door een co-onderzoeker/student in gesprek met de begeleider ingevuld in een aangeleverd Excelbestand.

Let op dat de respondent gecodeerd wordt aangeduid, zodat er geen respondentnamen in de bestanden staan. Wel moeten de codes en respondentnamen in een apart conversiebestand worden bijgehouden.

Logboek format
Bron

Pawson, R., & Tilley, N. (1997). An introduction to scientific realist evaluation. In E. Chelimsky & W. R. Shadish (Eds.), Evaluation for the 21st century: A handbook (pp. 405-418). Thousand Oaks, CA, US: Sage Publications, Inc.